3.3 Onderhoud kapitaalgoederen

Context gemeente breed activabeleid

Context gemeente breed activabeleid

Voor wat betreft de hard te bepalen instandhoudingsopgave is de gemeentelijke begroting ingericht op structurele budgetten voor duurzaam onderhoud. Met uitzondering van het gebouwenbeheer zijn dit budgetten inclusief planmatige vervanging. Vanwege de eigen aard en historie van het gebouwenbeheer, die wezenlijk afwijkt van de andere onderdelen (economische component van waarde behoud c.q. ontwikkelpotentie), zijn de structurele budgetten voor het gebouwenbeheer gebaseerd op “eeuwigdurend onderhoud”. De systematiek voor vastgoed kent dus geen aparte budgetten voor vervanging/nieuwbouw.

Het waarborgen van de duurzame instandhouding is, naast hetgeen in deze paragraaf specifiek per onderdeel is beschreven, ingebed in een gemeente breed activabeleid. Vanuit die invalshoek zijn twee budgettaire kaders van belang om in samenhang gemeente breed te bezien:

1. Stelpost areaal
Groei van de gemeente, c.q. toename van het aantal woningen/inwoners levert extra areaalinkomsten op (algemene uitkering en OZB) maar betekent ook extra areaaluitgaven. Deels direct herkenbaar in de vorm van nieuw te onderhouden wegen, groen etc. maar deels ook indirect in de vorm van een groter beroep op voorzieningen zoals sportaccommodaties. De stelpost areaal is een “interne stabilisator” binnen de toegepaste ramingsmethodiek voor de algemene uitkering in onze begroting. Tussentijdse plussen en minnen als gevolg van volumemutaties (fluctuaties in de landelijke en lokale aantallen op verdeelmaatstaven) worden verrekend met de stelpost areaal, hetgeen bijdraagt aan de rust en stabiliteit van een meerjarig begrotingsbeeld (niet sturen op dagkoersen). De stand en ontwikkeling van de stelpost wordt betrokken bij de uitwerking van de gemeentefondscirculaires en bij de brede integrale afweging via het traject Perspectiefnota.

2. Reserve sparen vooraf
De achterliggende jaren hebben we een bijstelling van het financieel beleid ingezet, waarmee we anticiperen op het opdrogen van de stroom van grondexploitaties en het gaandeweg ouder worden van de bestaande wijken en voorzieningen. Ook afwegingen om bij grondexploitaties de inhoudelijke invulling zwaarder te laten wegen en opbrengstmaximalisatie minder leidend te laten zijn beperken de (potentiële) inkomstenstroom. Deze ontwikkelingen vragen een koerswijziging op basis van een lange termijnvisie om het hoge Amstelveense voorzieningenniveau duurzaam betaalbaar in stand te houden. De achterliggende jaren is een aanzet gegeven met de instelling van een reserve “ sparen vooraf ” met een bijbehorende structurele dotatie van € 4 miljoen in 2018/19 en structureel € 3 miljoen vanaf 2020.

Het Coalitie-akkoord 2018-2022 “Een zekere en stabiele toekomst voor Amstelveen” bevestigt expliciet de voortzetting van dit beleid en geeft hieraan een nadere duiding door de bestemming van de reserve “Sparen vooraf” te concretiseren tot “ de verwachte uitgaven voor grootschalige stadsvernieuwing in de toekomst waar de maatschappelijke effecten voor een periode van minimaal zeven jaar voelbaar zijn.

Dit sluit ook bij twee algemene financiële uitgangspunten die het Coalitie akkoord noemt:

  1. geen lasten doorschuiven naar de toekomst.
  2. niet meer geld uitgeven dan er binnenkomt.

Dit is consistent met het feit, dat de huidige begroting/generatie ook niet wordt belast voor de tot dusver gepleegde grote investeringen, c.q. gerealiseerde voorzieningen waar wij nu gebruik van maken.

In de Perspectiefnota 2020 is de urgentie gesignaleerd van een bredere en fundamentelere bezinning op een toekomstvast financieel beleid. We bereiken de grenzen van de spankracht van de huidige systematiek. De nog openstaande ambities van het College Uitvoeringsprogramma, inclusief investeren in de organisatie, overstijgen de beschikbare middelen. Naast een oplopende beheeropgave dienen zich ontwikkelvragen aan. Die betreffen echter geen uitleggebieden, maar binnenstedelijke herontwikkeling, veelal op locaties die niet in bezit zijn van de gemeente. Dat heeft een geheel andere financiële impact (verdienmodellen, bovenwijkse voorzieningen) en vraagt nader onderzoek en visievorming. In samenhang hiermee starten wij tevens een traject begrotingsdoorlichting om in beeld te brengen welke mogelijkheden tot herijking van beleid er zijn en hoe binnen de bestaande begrotingskaders financiële ruimte vrijgemaakt kan worden (“oud voor nieuw”).

Ter ondersteuning van deze bredere bezinning en visievorming, die wij onverminderd in samenspraak met uw raad vormgeven, hebben wij als bijlage bij de Perspectiefnota een notitie risicomanagement en activabeleid aangereikt. Deze notitie geeft een samenhangend totaalbeeld van het bestaande financiële beleid en agendeert de nieuwe vraagstellingen die op ons afkomen als het gaat om het bestendigen van een duurzaam gezonde financiële positie op langere termijn. Het geeft ook een eerste aanzet om de doorontwikkeling van het risicomanagement de komende tijd hoog op de agenda te zetten.

Samen met de algemene reserve fungeert de reserve “sparen vooraf” als gemeentelijke buffer. De algemene reserve is daarnaast de dekking van andere nieuwe investeringen en het financieren van ingroeiscenario’s.

Met als randvoorwaarde het behoud van een acceptabele reservepositie is vanuit een integrale afweging de inzet van de reserve sparen vooraf betrokken bij het inpassen van voorliggende investeringen in samenleving en organisatie waarmee wij verder willen, c.q. moeten. Concreet heeft dit geleid tot de volgende besluitvorming bij de Perspectiefnota 2020, die is verwerkt in deze Programmabegroting 2020:

  1. De in het kader van de verkoop van Eneco voorziene toevoeging van eenmalig € 10 miljoen aan de reserve sparen vooraf komt te vervallen. Dit bedrag wordt toegevoegd aan de algemene reserve.
  2. De investeringen in onderwijshuisvesting (nieuwbouw KKC en meerkosten gymzalen HWC, c.a.) tot een totaalbedrag van € 18,7 miljoen in de jaren 2020-2023 komen ten laste van de reserve sparen vooraf.
  3. De aparte bestemmingsreserve onderwijshuisvesting VO komt daarmee te vervallen en het daarin nog beschikbare restantbedrag van € 3,7 miljoen komt ten gunste van de reserve sparen vooraf.

De reserve “sparen vooraf” vervult samen met de algemene reserve de bufferfunctie voor onvoorziene calamiteiten en uit dien hoofde is de minimale omvang voor beide reserves samen bepaald op € 15 miljoen (besluitvorming Kadernota 2018).